Maximum Security City

cctv-foto


Any society that would give up a little liberty to gain a little security will deserve neither and lose both. – Benjamin Franklin

Technology is a queer thing. It brings you great gifts with one hand, and it stabs you in the back with the other. – C.P. Snow

Kiezen we voor het stoere betonblok, het gietijzeren barokke bankje waar een vrachtwagen tegenaan kan rijden of laten we een hip bureau een gestileerd paaltje ontwerpen? Eigenlijk doet het er niet toe en is het slechts een kwestie van stijl. Als directe reactie op 9/11 worden gebouwen met verhoogd risico omgebouwd tot fort. Muren, hekken, paaltjes en afzettingen sluiten gebouwen van de omgeving af. Kostbare publieke ruimte gaat zo verloren. De betonblokken zijn de meest besproken exponenten van deze fortificatie. De effecten hiervan blijven echter beperkt tot de directe omgeving; de ingrepen veranderen de samenleving niet wezenlijk en zijn bovendien omkeerbaar.
De antiterreurmaatregelen die geen direct zichtbare gevolgen hebben, zijn veel bepalender voor de maatschappij. Deze ingrepen zijn overal van kracht en hebben een permanent karakter. Ze zijn bedoeld om vroegtijdig terroristen op te sporen en om aanslagen te voorkomen. Deze maatregelen gaan gepaard met uitbreiding van de bevoegdheden van de staat, die mensen in de gaten houdt terwijl zij nog geen strafbare feiten gepleegd hebben, die burgers het gebruik van de openbare ruimte ontzegt. Deze juridische aanpassingen gaan vergezeld met de inzet van nieuwe technologieën om dit vroegtijdig opsporen, volgen en ingrijpen mogelijk te maken. De rol en vormgeving van de publieke ruimte verandert en gebruikers worden gedegradeerd tot consumenten. Het artikel beschrijft deze veranderingen en geeft een aanzet voor nieuwe oplossingen die de stad versterken.

Flashback

Om de huidige situatie in een perspectief te zien, is het noodzakelijk om de relatie tussen de stad en de veiligheid van haar bewoners te bekijken. De stad was oorspronkelijk een uitvinding om veiligheid te bieden. Het archetype is de ommuurde stad. De ommuring maakte het nagenoeg onmogelijk om de stad in te nemen. Maar ommuring had ook andere voordelen: muren werken in twee richtingen, zij sluiten uit, maar sluiten ook in. Vanaf de muren kon niet alleen de omgeving in de gaten worden gehouden, maar ook de bewoners van de stad zelf. Als reactie op betere wapens moest de verdediging echter steeds verder van de stad af plaatsvinden. Muren waren daarvoor ongeschikt. De relatie tussen de stad en haar verdediging werd zodoende steeds zwakker. Sinds de uitvinding van de atoombom is de stad wederom het voornaamste doelwit, nu met één aanval een gehele stad vernietigd worden. In deze situatie bood Mutual Assured Destruction (MAD) de enige uitweg. Door de mogelijkheid te hebben vernietigend terug te slaan in het geval van een aanval was het onwaarschijnlijk dat je zou worden aangevallen. Zulke vergeldingswapens moesten zover mogelijk van de stad worden opgesteld om vernietiging in de eerste aanval te voorkomen. Er was geen relatie meer tussen de stad en haar verdediging. Verbeterde wapens en communicatietechnieken betekenen dat een groot leger binnen de oorlogvoering inmiddels geen voordeel meer is. De oorlogsvoering van de toekomst zal geen grote veldslagen opleveren, maar straatgevechten en terreurachtige incidenten in de stad. De dreiging komt van individuen of los georganiseerde groepen. Deze groepen bevinden zich op het grondgebied van de tegenstander zelf. De staat moet, om zijn burgers veiligheid te kunnen bieden, zijn blik weer naar binnen richten; op zijn eigen burgers dus.

Surveillance, Care or Control?

Surveillance is niet nieuw. Het is van alle tijden. Surveillance heeft twee doeleinden: care en controle. Elke vorm van surveillance bestaat uit elementen die beide mogelijk maken. In eerste instantie vertrouwde de mens op goden om ons te observeren en te straffen in geval van slecht gedrag. Deze goden waren niet altijd even betrouwbaar. De bescherming van onze bezittingen, onszelf en de zwakkeren in de samenleving hebben we daarom zelf ter hand genomen en als maatschappij zijn we altijd op zoek naar manieren om de effectiviteit van surveillance te vergroten. Permanente elektronische surveillance in allerlei verschijningsvormen is sinds de jaren tachtig gestaag toegenomen. Deze middelen worden ingezet om misdaden te signaleren tijdens het plegen ervan zodat er meteen op kan worden gereageerd. Daarnaast levert surveillance ook informatie op die opsporing en vervolging achteraf eenvoudiger maakt en gebruikt kan worden om medeplichtigen op te sporen. Na de aanslagen in New York op 11 september 2001 en in Londen op 7 juli 2005 slaagden opsporingsdiensten er in om de op basis van opnamen van bewakingscamera’s en het traceren van financiële transacties de laatste dagen van de daders te reconstrueren.
Tot nu toe was elektronische surveillance voornamelijk gericht op care. De nieuwe antiterreurmaatregelen brengen daar verandering in. Surveillance wordt als het wondermiddel gezien om nieuwe aanslagen te voorkomen. Door allerlei gegevens uit verschillende bronnen te koppelen hoopt men terroristen vroegtijdig op te sporen op basis van wat als verdacht of afwijkend gedrag wordt gezien. Om dit gebruik van surveillance mogelijk te maken zijn zorgvuldig bepaalde grenzen, onder andere op het gebied van privacy, overboord gezet. Iedereen is in beginsel verdacht en wordt gecontroleerd. Opnieuw vertrouwen we op een hogere macht die ons bescherming belooft. Nu niet in de vorm van aangeroepen goden, maar in de vorm van door onszelf gemaakte computersystemen, algoritmes en camera’s. We zijn terechtgekomen in een controlemaatschappij.

Ruimtelijke consequenties

Surveillance wordt ingebouwd in het dagelijkse leven. Ontsnappen aan het wakende oog is niet meer mogelijk zonder jezelf buiten de moderne samenleving te plaatsen. Anonimiteit bestaat niet meer in de moderne stad. Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de gebouwde omgeving?
Het toevoegen van surveillancetechnologie aan publieke ruimtes valt nauwelijks op. De toevoegingen zijn klein en veranderen niets aan de fysieke ervaring van de ruimte. Uit onderzoek blijkt dat het gedrag van mensen er ook nauwelijks door verandert. Wat verandert er dan wel? Het zijn de kleine en onopvallende dingen waar het mee begint. Samenscholingen worden opgebroken, zwervers worden stilletjes verwijderd en jongeren die rondhangen worden vriendelijk verzocht dat maar ergens anders te gaan doen. Langzaam word duidelijk wie de nieuwe baas is in de publieke ruimte. Je merkt daar niks van zolang je je gedraagt, maar zodra je gedrag vertoont dat buiten de norm valt, word je geobserveerd en eventueel daarop aangesproken.
Vrij gebruik van de publieke ruimte is niet meer vanzelfsprekend. In verscheidene Europese landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk en binnenkort ook Nederland, wordt dit zelfs geformaliseerd. In die landen bestaan mogelijkheden om, zonder tussenkomst van de rechter, burgers te verbieden zich in bepaalde gebieden op te houden. Ook kan specifiek gedrag verboden worden. Deze gebiedsverboden ( in het Verenigd Koninkrijk : Anti Social Behaviour Orders) zijn via het gebruik van surveillancetechnologie te handhaven.
De inrichting van de openbare ruimte verandert langzaam mee. Om ongewenste activiteiten te ontmoedigen worden er kleine ingrepen gedaan. Bankjes worden voorzien van extra armleuningen zodat je er niet meer op kan slapen; obstakels worden verwijderd, zodat je altijd geobserveerd kan worden; trapleuningen worden skateboardproof gemaakt; muurtjes van metalen punten voorzien om ervoor te zorgen dat daar niemand kan zitten.
In eerste instantie lijken deze ruimtelijke veranderingen klein en onbelangrijk. Ze geven echter aan dat er sprake is van een omslag in het denken over de publieke ruimte. In de publieke ruimte speelt zich een constante strijd af tussen staat en burger. Er is een delicate balans tussen wat de burger kan ondernemen in deze ruimte en wat de staat daarover weet en hoe deze daarmee omgaat. Elke introductie van nieuwe technologie of nieuwe regels verstoort de balans.
Constante elektronische surveillance geeft de staat een enorm voordeel in deze strijd. Op dit moment wordt dit voordeel maar ten dele door de staat gebruikt. De informatie die met deze middelen verzameld is kan uiteindelijk ook gebruikt worden om hard op te treden tegen kleine overtredingen en tegen wat de staat ziet als maatschappelijk ongewenste activiteiten.
De rol van de openbare ruimte als onderdeel van het publieke domein staat onder druk. Voor deze rol is het van belang dat je anoniem gebruik kan maken van de publieke ruimte: als een neutrale plek waar iedereen welkom is; waar je kan verblijven zonder dat je daar verantwoording voor moet afleggen; als plek waar iedereen zijn mening kan laten zien of horen, zonder geconfronteerd te worden met mogelijke vervolging. Openbare ruimte voorzien van surveillance kan deze rol niet meer vervullen. Rem Koolhaas stelde in ‘The Generic City’ dat de openbare ruimte van de toekomst het atrium zou zijn; een ruimte onder strikt privé of staatstoezicht. Constante elektronische surveillance verandert de bestaande publieke ruimte in de stad tot iets dat op een atrium lijkt. Alleen het dak en de klimaatbeheersing ontbreken. In andere woorden: Publieke ruimte onder constante surveillance vertoont alle kenmerken van een interieur.
Het allesoverheersende karakter van veiligheid in de architectuur en publieke ruimte is iets recents. Publieke gebouwen werden vroeger ontworpen als onderdeel van de stad. In de uitbreiding van het Nederlandse Parlementsgebouw (Pi de Bruijn, 1981-1991) was nog een publieke passage voorzien, waar burgers politici zouden kunnen ontmoeten. Deze passage – overigens in de vorm van een atrium- is echter al vlak na de opening als te gevaarlijk bestempeld en afgesloten.
Recente voorbeelden versterken dit beeld alleen maar: De Freedom Tower in New York (Daniel Libeskind en David Childs, 2006) moet het symbool worden van vrijheid en democratie. Toch is er vanuit het oogpunt van verhuurbaarheid gekozen voor een ontwerp waarin de veiligheid voorop staat. De eerste zestig meter van het gebouw boven de lobby zijn technische ruimtes en – op verzoek van de verhuurder – geheel uitgevoerd in beton; Er zijn dus geen ramen tot zestig meter hoog. Bij de Europese Centrale Bank in Frankfurt (Coop Himmelb(l)au, 2004) wordt een andere strategie toegepast, de ‘matroesjka’-methode. Door het meeste kwetsbare en belangrijkste deel te omringen met de minder belangrijke onderdelen ontstaan er schillen die naar buiten toe een steeds lager veiligheidsniveau hebben.
In zowel New York en Frankfurt gaat het om strategieën waarin gebouwen geen directe relatie meer hebben met hun omgeving. De lobby en parkeergarage zijn afgesloten, de gevel is een continue vlak, er zijn geen hoeken, geen zitplekken en zeker geen parkeerplaatsen naast het gebouw. Het zijn autonome objecten die zich afkeren van de stad, die hooguit een rol vervullen als achtergronddecor in de publieke ruimte.
Deze voorbeelden laten zien dat veiligheid één van de belangrijkste thema’s is bij nieuwe ontwerpopgaven. Voor het ontwerpen aan nieuwe gebouwen en publieke ruimtes wordt er teruggegrepen op concepten uit de jaren zeventig, zoals ‘defensible space’ bedacht door Oscar Newman. Er ontstaat een ontwerpmethodiek die gebaseerd is op de stelling dat slim ontwerpen criminaliteit (en nu dus ook terrorisme) kan voorkomen. Belangrijkste regel is het begrenzen van specifieke functies. Er ontstaan daardoor geen schemergebieden waarvan onduidelijk is wat er mag en wie de eigenaar of beheerder is. Er is geen overlap tussen wat gebouw is en wat tot de stad behoort. Kortom een frictieloos ontwerp.
Lieven de Cauter omschrijft in zijn boek ‘De capsulaire beschaving’ deze op zichzelf gerichte ruimtes als capsules. Soms nemen ze de vorm aan van gecontroleerde openbare ruimte (als het ware virtueel ommuurd), maar het kunnen ook gebouwen zijn. Vliegvelden, gated communities en winkelcentra zijn voorlopers van deze ontwikkelingen. De nadruk op veiligheid leidt tot extreme capsulering van de maatschappij. In deze capsules draagt de eigenaar ( commerciële partijen of de staat) zorg voor onze veiligheid. Zij vat veiligheid op als voorspelbaarheid en dus wordt het onverwachte en abnormale uitgebannen. Daarbij maken ze gebruik van allerlei elektronische surveillancemiddelen. De stad begint steeds meer te lijken op een verzameling kleine themaparken. Een verzameling Disneylands waar je, als gebruiker, niet mag bepalen hoe je die ruimte wenst te gebruiken en waar de straf op overtreding van de regels uitsluiting is. Je wordt van gebruiker en medebeslisser gedegradeerd tot consument en te controleren object. Als burger zijn we een gevangene van onze eigen wens naar maximale veiligheid.

“No reason to worry or hope for the best, just to look for new weapons” – Gilles Deleuze

Deze ontwikkelingen zijn mede mogelijk gemaakt door de versnelde invoering van nieuwe technologieën op het gebied van surveillance. Die hebben de verhouding tussen staat, commercie en burger op scherp gezet. Hoe kunnen we deze balans herstellen? Hoe maken we van de stad weer een plek die meer is dan de optelsom van op zichzelf staande capsules, gebouwen en gebruikers?
De stad is meer dan dat. De stad stijgt juist boven andere vormen van samenleven uit vanwege die onvoorspelbaarheid, die onverwachte mogelijkheden. Juist hier komen nieuwe ideeën tot wasdom.

“… the informal steps in easily, a sudden twist or turn, a branching, and the unexpected happens – the edge of chance shows its face. Delight, surprise, ambiguity are typical responses; ideas clash in the informal and strange juxtapositions take place. Overlaps occur. Instead of regular, formally controlled measures, there are varying rhythms and wayward impulses.” – Cecil Balmond, Informal, 2003.

Kunnen we de nieuwe technologieën misschien gebruiken om een soortgelijke situatie te laten ontstaan in een maatschappij die gebaseerd is op controle? Het is heel gangbaar dat uitvindingen die eerst alleen ter beschikking staan van de staat ook voor commercieel gebruik en voor burgers beschikbaar komen. Het internet is uitgevonden om het leger in staat te stellen contact met elkaar te kunnen houden in geval van een atoomoorlog. En ook het GPS-systeem heeft een militaire oorsprong. Het was, en is bedoeld om raketten naar hun doel te leiden. Het internet en het GPS-systeem vervullen deze militaire functies nog steeds, maar tegelijkertijd zijn ze ook door burgers te gebruiken voor precies dezelfde doeleinden; communicatie en locatiebepaling.
De nieuwe technologieën zijn nauwelijks fysiek aanwezig in de ruimte. Ze zijn extreem klein, vaak onzichtbaar en soms zelfs alleen maar virtueel. Dus hoe kunnen zij binnen de architectuur een plek krijgen? Voor het antwoord moeten we de vraag omdraaien. Hoe kan architectuur een rol spelen bij surveillance? Informatie wordt niet alleen verzameld. De informatiestromen moeten ook constant worden gevolgd, verwerkt, geanalyseerd, en opgeslagen. Dit is architectuur. Het zijn allemaal verschillende programma’s met eigen eisen, en dus eigen typologieën. Door deze typologieën te herdefiniëren, te recombineren, en hun locatie en positie binnen de stad ter discussie te stellen kunnen ze een belangrijke plek in onze samenleving gaan innemen. Een samenleving waar technologie niet alleen gebruikt wordt om ruimte te controleren. Maar een samenleving waar zij ook gebruikt wordt om de potentiële mogelijkheden die de stad te bieden heeft radicaal te vermenigvuldigen. We moeten niet naar de betonblokken staren, de grotere vragen betreffende veiligheid liggen ergens anders.

Op 15 november 2007 heeft Tim de Boer een lezing over dit onderwerp gegeven in het Nederlands Architectuur Instituut te Rotterdam. Voor meer informatie: www.maximumsecuritycity.org

Tim de Boer | Den Haag | 10/02/2007 | gepubliceerd in de A10 en het Architectuur Bulletin